JONA @MartinKageling


                                                                                                       JONA


Na DE HOF en DE VLOED is JONA de derde serie gedichten onder de verzameltitel
VRIJ BIJBELS.
Van deze drie series zijn geïllustreerde boekjes gemaakt in een zeer kleine oplage.
De illustraties zijn verzorgd door Nel Breeschoten-De Haas, voor wie DE TUIN een in memoriam is.
De technische realisatie van de boekjes berust bij Jan Breeschoten.
Voor de tekst, tekstredactie en correctie zijn Ineke & Martin Kageling verantwoordelijk.












JONA

Spreekwoordelijk niet geëerd in eigen land,
zoals dat vaak gaat met zieners en profeten,
van wie men aanneemt dat zij het beter weten,
wegens hun vermeend contact met Hogerhand,

ben ik nog maar kort geleden hier beland,
ver weg van huis en door iedereen vergeten,
door de rioollucht van het halfverteerde eten
en het duister haast beroofd van mijn verstand.

Ik was het nakomertje van wel zeven zonen,
die allemaal een fatsoenlijk vak hadden geleerd
(een was broodbakker, een ander harkte perken).

Alleen ben ik bij moeders pappot blijven wonen.
Ik voelde me geleerd, was zeer in mezelf gekeerd
en daardoor voorbestemd om in de geest te werken.












PROFEET

Zo hoorde ik dan op een dag het Hoge Woord:
'Jona, je gaat nu naar de markt om daar te halen,
een kamelenharen mantel plus een paar sandalen.
en je trekt voortaan langs 's Heren wegen voort,

om te beginnen naar Ninivé, naar dat afvallig oord,
waar aan verdorven levenswandel voorgoed paal en
perk gesteld moet worden – ga dus zonder dralen.'
Ik draalde echter wel en haastte me aan boord

van een boot naar Tarsus wiens koers tegengesteld
was aan de plaats waar ik mijn eerste opdracht
moest volvoeren. Tot er 's nachts een ongehoord

noodweer losbrak en ik bekende dat dit geweld
door mijn weigering werd teweeggebracht.
De bemanning jonaste mij daarop overboord.

























VIS

Als het ware uitgekotst door ieder in het land
en niet meer in connectie met het Hoger Weten,
beklagend het bestaan van zieners en profeten,
bevond ik mij dus in dit onwelriekend ingewand.

In het gotische gewelf van een klotsende kathedraal,
steeds op de voet gevolgd door bovenaardse lichten,
voelde ik hoe Hij Zijn Oog toch op mij bleef richten
en dronk brak water en proefde lauwe aal.

Drie dagen verstreken. De wind was gekalmeerd,
nacht en ontij weken voor een nieuwe dag op aarde
en mijn reuzenvis spuwde mij op het strand,

waar ik versuft bleef liggen, wat gedesoriënteerd,
 maar toen ik beter om me heen keek, ontwaarde
ik Ninivé's muren verderop in het land.














BOOM

Toen ging ik naar de stad en hield mijn donderpreek
en had de indruk dat men alleen maar om mij lachte
en ik besloot het Hemelse Gerecht maar af te wachten.
Veertig dagen zat ik daar, en bad er wat, en keek,

in de beschutting van een opgeschoten wonderpalm
die zeer tot mijn verdriet weer even vlug verdorde.
De stad verstilde, al dacht ik soms dat ik gebeden hoorde,
maar op dag veertig klonk overal een klokkengalm.

Ze waren blijkbaar bekeerd en aan de Toorn ontkomen.
Ik sloeg het stof van mijn sandalen, in Hem teleurgesteld
die ervoor zorgde dat mijn jobstijding niet deugde.

'Waarom', zo vroeg Hij me, 'treurde je wel om die boom
en kunnen de tallozen die nu niet door hellevuur geveld
zijn, maar juist bekeerd, je ziel niet diep verheugen?'

Comments

Popular Posts