TEGEN DE ANGST Bij 10 schilderijen van Edvard Munch @Martin Kageling

TEGEN  DE  ANGST 
Bij 10 schilderijen van Edvard Munch @Martin Kageling












'Ich habe etwas getan gegen die Furcht.  Ich habe die ganze Nacht gesessen und geschrieben,
und jetzt bin ich so gut müde wie nach einem weiten Weg über die Felder von Ulsgaard.'
        Rainer Maria Rilke, DIE  AUFZEICHNINGEN DES MALTE LAURIDS BRIGGE







1.
NOCTURNE

Zij vragen hem om mee te gaan,
zijn appartement nu te verlaten.
Eerst hoorde hij beneden praten,
steeds dwingender dringen zij aan.

Boven de dakrand strooit de maan
kwistig met licht door wolkengaten.
Hij smeekt hem nu met rust te laten,
maar zij weigeren hem te verstaan.

Hun bleke maskers in de nacht.
Heren in frak met staande boord,
dames met voiles voor ’t gelaat.

Iemand snikt, een ander lacht.
Schiet toch op, we moeten voort,
echoot het nog straat na straat.


















2.
MEISJE
Naar het schilderij ‘PUBERTEIT’

Voordat de schaduw tot je kwam,
had je je nog nooit zo naakt gevoeld,
niet zonnend of ’s nachts blootgewoeld,
maar nu hij je lichaam overnam,

was het alsof  een grauwe vlam
zich (onweerstaanbaar warm) diep
binnendrong waar jij argeloos sliep
en je toen die nesteling ontnam.

Maanbleek op de rand van ’t bed
zit je vannacht zo zeer ontzet
dat je de duisternis voelt beven.

Je moet je nu gaan overgeven
aan de afschaduwing van de dood.
Je schulpt je handen voor je schoot.






















3.
WAKE

Het leven begint weg te ebben
uit de kamer met het ledikant.
Vier wanden onder laag plafond,
in alle hoeken schaduwwebben.

Een kleine opstelling, tableau vivant,
van dierbaren saamhorig in hun wake,
die wachten tot de klokken staken,
de zee is weggeëbd van het strand.

Niet alleen die ene uit hun midden,
allen lijken nu aangezogen door
een alomtegenwoordig einde.

Houvast zoekend in werktuiglijk bidden,
al vonden zij tot nog toe geen gehoor –
of beweegt daar een van de gordijnen?



















4.
MIDZOMERNACHTDROOM
                                                
Voor de nacht is zij geweken
en langs de kustlijn aangeland,
waar rotsen rusten op het strand,
doodmoe van het golven breken.

Een witte vogel, neergestreken
uit het blauw zonder horizon,
waar ooit dit ogenblik begon,
vooruit- noch wordt omgekeken.

Zo beschenen door de schemer
die de scherpe dag verzacht,
als droom van een midzomernacht
door schildershand van tijd ontheven,

terwijl zijn stift over het blanco vel 
de golflijn volgt, van rotsen en model.


5.
REIZEN
                                                       
Zijn leven lang had hij gereisd
tussen zijn ezel en het raam.
Natuurlijk ook wel eens Parijs,
al was die lust hem snel vergaan.

Vaak voor gevaren teruggedeinsd
en geen verleiding ooit weerstaan,
was hij getaand, gehard, vergrijsd,
maar altijd bereid tot verdergaan.

Een huis gebouwd uit drijfhout,
met luiken tegen de elementen,
en oogleden tegen de waan.

Maar met de route zo vertrouwd
bereist hij al zijn firmamenten,
op het baken van de maan.


6..
KUST 

Zij hebben zich aan zee verzameld
en nu het daglicht gaat verflauwen,
moeten zij de angst aanschouwen –
hun stemmen smoren in gestamel.

Achter het tralieraam van stammen
brengt de einder scheiding aan
in deining tussen zee en hemel
rond het verdwijnpunt van de maan.

Verjaagd uit hun verborgen dromen
zijn zij vanavond bij elkaar gekomen.

De schilder ziet van veraf in verbazing
hen langs de kust verloren in verdwazing

en hij ontsteekt de maan als toorts
in dit landschap van de koorts.



7.
NACHTKLEUR

De lijnen sporen aan tot vlucht.
Rust noch duur lijkt hier te vinden.
Het licht begint nu snel te minderen
en met het licht dooft het gerucht.

Drie gestalten aan de steiger
geven nog tekenen van leven.
Hun stemmen doen de stilte beven
en schemer lijkt voor hen te wijken.

In het huis achter gesloten luiken
vult de schilder rustig zijn palet,
dan zit hij aan het raam en wacht.

Hij tekent wat hij kent van buiten
en volgt de lijnen op hun vlucht
en mengt vast kleuren voor de nacht.


8.
DE MOORDENAAR

De moordenaar gaat door het land
waar alle lijnen voor hem wijken.
en niemand hem durft aan te kijken
omdat er dood kleeft aan zijn hand.

Zijn wijd gesperde ogen reiken
veel verder dan de wereldrand
en stichten een ijzige brand,
want moordenaars gaan over lijken,
die zij zien als goede vangst.

Verlaten zijn daarom de wegen
en het ruisen van de bomen
dreunt als noodweer door in dromen
die hun kleur hebben gegeven
aan dit landschap van de angst


9.
KINDERSPEL

Wat zich vanmiddag afpeelt aan de beide
zijden van het met sneeuw bedekte plein,
lijkt op het eerste gezicht een kinderfestijn
waar de jongens van de meisjes gescheiden

worden voor krijgertje, waarbij één 'm zijn
moet, of dat omgekeerd de andere partij de
jacht geopend heeft op iemand die bij de
ene groep behoort maar dan in het geheim.

Daar voegt zich nog een rattenvanger bij,
gevolgd door ganzen in een slaafse file.
Dan begint één kind ademloos te gillen

en vecht zich onderwijl uit de menigte vrij.
Er hangt een scherpe brandlucht in de stille
straat – een spel van angst en van idylle.


10.
DOOD TIJ

Weer zijn ze hier samengekomen,
misschien nu voor de laatste keer,
of de eerste en zouden er wel meer
volgen, maar dan in hun dromen.

De branding begint weg te stromen,
en laat een glans na op het strand,
waar zij staan in een verstarde dans,
sinds hun deze angst is overkomen.

Tragisch schreeuwend tegen avondrood
klimt een meeuw boven de duinenrand.

Een hand zoekt, als de einder brandt,
naar nog een hand, een andere hand –

alle angst draait om de dood.
elk verlangen om de schoot.




Comments

Popular Posts