DE VLOED @MartinKageling


DE VLOED
















VLOED

Zo verliep het leven onder anderen
in hun wereld van onderneming en bedrijf.
De werkelijkheid stond voor hen buiten kijf.
Woorden dienden enkel om te onderhandelen.

Maar veranderingen waren al op handen.
De zonsopgang kleurde onheilspellend rood
en het maanlicht leek wel als de dood
toen midden in het binnenland een

man begon te bouwen aan een boot.

Zijn vrouw bezocht de dieren in hun nood
om hen te gaan benoemen paarsgewijs
met de namen van het Paradijs.

Vanwege onophoudelijke hamerslagen
meldden zich al snel de eerste klagers,
wat pas stopte toen de hemel zich ontsloot.













 
NOACH:
          
     Het lijkt op vogeltrek, op nesteldrang,
     een instinctief commando: ga nu bouwen.
     Mijn erf vol pijnboomhout met pek en touwen.
     De kiel alleen al meet 300 ellen lang.

     De dag waarop de arbeid zou beginnen
     en zeven volgende was het genadeloos heet,
     maar als het laatste paar het dek betreedt,
    verschijnt er water aan de kimmen.

     's Nachts wieg ik in haar warme adem.
    Rondom ons praten dieren in hun slaap.
    Mest ruik ik en teer en alomtegenwoordig water.

     In dit Eden speel ik een hernieuwde Adam
     boven diepten niet te peilen meer in vadems.
     Het water spiegelt van God en mens verlaten.
















TEKEN

Ik schiet een zon, ik peil en ik bereken
en ik laat vogels los en wacht geduldig af.
Is dit een catastrofe of de godenstraf
waaraan de anderen nu zijn bezweken?

Wij hier aan boord verlangen naar een teken,
zoals een duif die ons een olijventakje gaf,
dan was het vasteland niet meer veraf.
Zo'n 150 dagen zijn onderhand verstreken.

Ik heb uren naar het uitspansel gekeken,
in het diepste zwart achter de sterrenbeelden
en door het peilloos blauw van overdag.

Boven de dieren uit hoor ik haar lach.
Ze zijn op het achterdek aan het spelen.
Wij zien de zon in zeven kleuren breken.


















SPECTRUM

Het zand ruikt klam en slierten zilte wieren
blijven achter waar de vloed is afgedropen.
Hier is de kiel nu onverwrikbaar vastgelopen.
We hebben ons aan dek verzameld met de dieren.

Daarna gaan we aan wal om het te vieren.
Offerrook stijgt in het ijle ochtendlicht.
Zij staart omhoog, een glans op haar gezicht.
De wereld strekt zich uit in bergen en rivieren.

Als de dieren zich over het veld verspreiden
om weer te gaan grazen, jagen, paren met elkaar
– alsof niets hun doen en laten heeft verstoord –,

blijven wij hier om te zien hoe leven gloort.
Ik zie, als ik mijn blik even losmaak van haar,
hoe zich het spectrum buigt over ons beiden.

Comments

Popular Posts