DOOR DE BRIL VAN DE BOSUIL @MartinKageling




16 SEPTETTEN NA EEN BEZOEK AAN DE TENTOONSTELLING
'JHERONIMUS BOSCH, VISIOENEN VAN EEN GENIE',
OP 20 FEBRUARI 2016.

AAN INEKE OPGEDRAGEN



AB OVO

Onder Den Bosch gorgelt de gore Dieze,
misschien houden zich daar duivels schuil,
maar buiten de stadswal zal de grote uil,
in het ooibos tussen griend en biezen,

hem (broedend op zijn blanco tekenvel,
net aangenomen als jong schildersgezel)

zijn leven lang niet uit het oog  verliezen.



DE GROTE BRAND VAN 1463

Op de markt lekken al vlammen langs de daken,
boven de stad zindert de hemel van het hellevuur,
satansgebroed gunt de bevolking rust noch duur,
als hun tongen de hoogste hemelbogen raken.

Een kleine jongen trekt uit het puin een houtskoolstift,
de beelden worden voor het leven in zijn brein gegrift.

Iemand roept: 'Kijk, daar heb je Joen van Aken!'



VANDAAG DE DAG
's-Hertogenbosch,
zaterdag 27 februari  2016
rond 23.00  u.

Vandaag verspreiden landelijke media het bericht
dat aan de Bossche markt een woning is ingestort,
festiviteiten rond het 'Boschjaar' worden opgeschort,
en het puinruimen is begonnen onder kermislicht.

Er is geen enkele schade aan het belendend pand,
dat – opgetekend in archieven van de grote brand –

vijf eeuwen terug als schildersatelier was ingericht.



DE BROEDERSCHAP

Ze woonden aan de Markt, die Van de Meervenne,
geldelijk gewin promoveerde hen tot lui van stand,
toen kwam Joen, hij dong naar hun dochters hand,
die vreemde kwant – ze moesten aan hem wennen.

Ingezworen in het Broederschap der Lieve Vrouwe
werd hij tot een waardige partij om haar te trouwen.

Vijf eeuwen later zal de wereld hem nog kennen.



DE HEILIGE

Hij heeft Johannes op het moment weergegeven
dat hem van alfa tot omega werd geopenbaard,
hoe hij sprakeloos het visioen heeft aangestaard,
en dat in opdracht van de engel heeft beschreven.

Nu staat hij bij het altaar met zijn schilderstuk,
en keurt of hem eveneens zijn opdracht is gelukt.

Stil in de Sint Jan – buiten woedt het Bossche leven.



DE GROTE UIL

Soms vreesde hij op een dag blind te raken
van zo veel urenlang en minutieus getuur
op de stoet verdoemden door het hellevuur,
en vroeg dan een leerling om het af te maken.

In plaats van aan de wijdgesperde hellemuil
wijdde hij dan zijn talenten aan de grote uil,

met ogen die scherp over zijn schepping waken.



DE PELGRIM

Vroeg in het leven al op pelgrimstocht vertrokken
(nauwelijks na het verlaten van de moederschoot),
ziet hij het smalle kronkelpad vóór zich altijd dood-
lopen, waar gebaande wegen naar de wereld lokken.

Nu eens ontpopt een huiselijke herberg zich als bordeel,
dan weer bijt op een driesprong de duivel naar zijn keel.

Stil strijkt een uil neer onder luid gelui van klokken.



DE KLUIZENAAR

Als de ochtend boven woestenij gaat gloren,
werpt de kluizenaar zijn schamel lichaam neer,
en dankt zijn Schepper, bewijst Hem lof en eer,
en de zon rijst op de klank van engelenkoren.

's Nachts neemt het landschap vormen aan
die zijn zinnen verduisteren tot helse waan,

maar hij blijft de droeve roep der uilen horen.



IN HET LICHT
9 augustus 1516

Hij werd tot slot van zijn aardse dagen,
terwijl de toren schudde onder klokgelui,
en het graf zwart glansde van de zomerbui,
na het requiem uit de St.-Jan gedragen.

De hemel opent even een eeuwig vergezicht
en engelen tillen hem in het verblindend licht.

Stad en wereld blijven achter met de vragen.



HET NARRENSCHIP

I

In het drassig land achter de wallen
klinken door de avondnevel geplons
en het van ver aanzwellende gegons
van insecten, die zich bij duizendtallen

lijken te bevrijden uit het gistende moeras,
om bedwelmd te drijven op een giftig gas –

een stem begint gesmoord te raaskallen.



II

Het is een dwaas die ooit ging varen,
nu geen benul meer heeft van koers,
die zijn horizon, windrichting en roer
verloor en ten prooi viel aan gevaren,

en hij is lang niet de enige aan boord,
want narren zijn van elke rang of soort.

Uit de hoogte zit een uil hen aan te staren



III

Er vaart een schip door troebel water,
met slempers en sloebers aan boord,
en het dobbert daar met slagzij voort,
er schalt gelal met loos geschater.

De meester kent zijn narren al te wel,
zij zwalken rond halfweg hemel en hel,

de magistraat, de paria, de arts, de pater.



DE HOOIWAGEN

I

triptiek
middenpaneel

Door de akker lopen karrensporen,
want de hoge wagen ging voorbij,
de duivel trok, de mens sloot de rij,
en als ver onweer dreigt Gods toorn.

Halmen lijken goud, zo glanzend geel,
maar als hooi beduiden ze niet veel –

wie daarvoor vecht, heeft al verloren.



II

linkerpaneel

Daar ziet men de vrouw ontwaken,
zij gaat aarzelend naast Adam staan,
om samen verder door de hof te gaan,
en verboden vruchten aan te raken.

Als dit mensenpaar het paradijs verlaat,
openen zich de poorten van het kwaad,

voor drommen, monsters, gnomen, draken.




III

rechterpaneel

Op zijn nachtelijke tochten door de stegen
in het schaduwrijk rondom de kathedraal,
ziet hij hoe zij samenrotten, maar allemaal
hebben zij een plek in zijn werk gekregen,

waar hij, terwijl de ganse schepping brandt,
hen uitzinnig dansen laat over de kraterrand.

Elckerlyc verkiest zijn eigen doem of zegen.



HET MIRAKEL

Na het museum willen wij nog de stad in gaan,
in de overvolle zalen was het Spaans benauwd
en de verwaaide regen voelt verkwikkend koud.
Bij de St.-Jan zien wij een haag mensen staan,

die tot het portaal vrij baan maken op het trottoir,
voor de broeders met een man op een brancard.  

(Is het zijn bril – zijn starre ogen die iets puilen?
Zijn gelaatstrekken doen ons denken aan de uilen,

die staarden ons vanaf zijn werken ook zo aan.)





Comments

Popular Posts