TIEN KWATRIJNEN RONDOM DE DOOD VAN HARRY MULISCH
VAN HARRY MULISCH
VANDAAG
TWEE JAAR GELEDEN
I.
Een God
een God, een woord een woord –
zo sprak de Schepper hoog
en
spande langs het Amstelland, als een ultieme groet,
Zijn
zeven kleurenbanen tot spectrale ereboog.
Dit
keer niet na een water- , maar na een woordenvloed.
II.
II.
Hem te ontdekken is mijn
levenslange procedure,
hem aan- en af te leren heb ik
beide geprobeerd.
Gaan de eeuwigheid en hij
elkaar voortaan verduren?
Dan
hebbe God zijn ziel – of anders omgekeerd.
III.
Zijn
vooruitziende blik
reikt
voorbij de laatste snik,
want
met eigentijds gevoel voor duurzaamheid
schreef
hij altijd al voor de eeuwigheid.
IV.
Conform het mysterie van de
dood
heeft het orakel onverstoord
voor de vorsers van zijn woord
het raadsel nog maar eens
vergroot.
V.
Niet alleen de stad maar ook de
wereld uitgevaren
naar zijn verdwijnpunt in de
oneindigheid,
schrijft hij voortaan in
voorgoed voltooide tijd,
en in de tussentijd verstreken
hier twee jaren.
VI
Eens oversteeg verondersteld
verband
in de willekeur der losse
incidenten
mijn met ratio en logica besmet
verstand
en beleefde ik mijn eerste Mulischmomenten.
VII
Die avond, staande achter het
katheder,
sprak hij van Castro, Provo en
zijn schrijverij
(sigaretten toverend uit zijn
grijsblauwe blazer),
met woorden die bestemd leken
voor mij.
VIII
Literatuur
wordt tot ego-epiek die geurt
naar
doodgekookte bloemkooldampen,
waardoor
men nauwelijks wordt opgebeurd,
zonder
strohalm om zich aan vast te klampen.
IX
Aan het
einde van de dag nog uitgedaagd
te
worden af te dalen in de zwarte aarde,
is van
hem ten slotte toch te veel gevraagd –
liever
de sprong der paarden weer gewaagd.
X
Als de muzikanten hem gaan
beklagen,
wordt een snik in toets en
snaar gesmoord.
De laatste kans om hem op
handen te dragen.
Verder klezmer – enkel klezmer
na zijn woord.
Comments
Post a Comment